Galg & rad

Inleiding 7
Kleine criminaliteit en geweld 11

1618 Haere gewoonlycke dieverye continueerende 11
1618 Zoe sult ghij menigd genoth crijgen 16
1637 Wesende den bekende fameuse diefegge, en hoer 21
1661 Al souden sij oock versticken off tot pulver verbranden 24
1677 D’oude lichaemen in stucken gehackt dat sij hutspot noemen 32
1714 Zoo zal ik stelen tegens den beste dief die er in de stad is 36
1719 Heijdens & heijdinne bij de placaten van den Landen geproscribeert 42
1724 Sonder eenige conniventie oft dissimulatie 46
1746 Om sijn schulden te betaalen 50
1755 Ick sal hem leeren het goet aen stukken te slaen 55
1771 Die aan zijn hals hong met of aan de neusdoek die aan de tralien was vastgemaakt 58

Dienstmeidenrumoer 65
1696 Brantstigtinge en dieverije met gewelt van een domestique en dienstbode 71
1715 Dan dat haar onregt aangedaen was 76
1732 De coulang niet gestoolen en nog nooijt in haar handen gehad te hebben 83
1766 Een seer schoon kloek wel gemaakt vrouwmens 88

Moord en doodslag 95
1641 Seijd sulcks door den bose ghedaen te hebben 96
1674 Laet los ick steeck u door u vleijs 98
1685 Dat den jood weder bij sigh selven quam en geraes maeckte 106
1706 Die das heel stijf had toegetrocken 112
1731 Ik wil mijn selver liever verdoen, als langer so te leven 117
1755 In de keetenen des Duijvels 121
1761 Ik heb een wrok en dat wil ik wreken 128
1761 Ik waarschouw je datje van mijn lijf afblijft 132

Zedenmisdrijven 139
1651 Liden wilt ghij een mooij dingentje zien? 140
1688 Rachelen 147
1708 Vuijle vleeslijke conversatie 153
1746 Int’ fondament van hem jongen gestoken 157
1798 Heb jelui nog niet genoeg gelold 160
1799 Mag ik een lekkere zoen? 164

Bedrog 169
1619 Door zijne negligentie ende onachtsaemheijt 169
1660 Het emploijeren tot vervalschen en naconterfeijten 172
1663 Hebbende een ander in sijn plaats bij d’oostindische compagnie gepresenteert 180
1667 Bovengeseide transporten waeren valsch en gepractiseert om gelt mee te krijgen 183
1667 t’Haren huijse sijn gebracht met hun weesklederen vanden hoofden tot de voeten 189
1669 Het practiseren van valse munt 191
1704 Een persoon genoegsaam naakent 196
1724 Onder malkanderen aan den schout hebben gegeven vier hondert guldens 202

Oproeren en aanslagen 209
1531 Het Wolhuis en het Vrouwenoproer 210
1550-1578 Dirckisten en Schoutisten 216
1622 Goddeloose en verradersche aenslagen 224
1624 Het Boteroproer en de heksenjacht 230
1673 Om ’s Lands Oorlogs Schepen, leggende voor de Palen in brand te doen steken 233

Noten 243