Spaans voor Dummies

Inleiding 1

Deel 1: Aan de slag 9
Hoofdstuk 1: Je spreekt al een beetje Spaans 11
Hoofdstuk 2: De kern van de zaak: Spaanse basisgrammatica 29

Deel 2: Spaans in het dagelijkse leven 51
Hoofdstuk 3: Kennismaken 53
Hoofdstuk 4: Nader kennismaken en praten over koetjes en kalfjes 73
Hoofdstuk 5: Uit eten gaan en boodschappen doen 89
Hoofdstuk 6: Winkelen 113
Hoofdstuk 7: Uitgaan 135
Hoofdstuk 8: Sport en ontspanning 159
Hoofdstuk 9: Telefoneren 179
Hoofdstuk 10: Thuis en op kantoor 191

Deel 3: Spaans voor onderweg 213
Hoofdstuk 11: Geld, geld en nog eens geld 215
Hoofdstuk 12: Naar de weg vragen 227
Hoofdstuk 13: In een hotel verblijven 243
Hoofdstuk 14: Vervoer 259
Hoofdstuk 15: Een reis voorbereiden 281
Hoofdstuk 16: Noodsituaties 297

Deel 4: Het deel van de tientallen 319
Hoofdstuk 17: Tien manieren om snel Spaans te leren 321
Hoofdstuk 18: Tien favoriete Spaanse zegswijzen 327
Hoofdstuk 19: Tien feestdagen om te onthouden 331
Hoofdstuk 20: Tien zinnen waarmee je echt Spaans klinkt 339

Deel 5: Bijlagen 345
Bijlage A: Spaanse werkwoorden 347
Bijlage B1: Miniwoordenboek Nederlands-Spaans 361
Bijlage B2: Miniwoordenboek Spaans-Nederlands 371
Bijlage C: Over de website 381
Bijlage D: Antwoorden 385
Bijlage E: Spaanse feiten 393

Index 396